Extra oefening – Grammatica van hoofdstuk 2 Trabi Tour

Leerdoel

Ik kan de Modalverben in de o.t.t vervoegen

 Ik kan de rijtjes opschrijven

 Ik kan de betekenis vertellen
 Ik kan ze in zinnen toepassen
 Ik kan ze ook qua betekenis goed in zinnen toepassen.

A)Schrijf de tegenwoordige tijd van het werkwoord “ mogen, toestemming “ in het Duits op.

B)Schrijf de tegenwoordige tijd van het werkwoord “ willen”in het Duits op.

C)Geef de juiste vorm van het modale hulpwerkwoord in de tegenwoordige tijd

1.können : …………… du morgen zu mir kommen?

2.wollen: Der Lehrer …………, dass wir arbeiten.

3.dürfen: ……….ihr jetzt schon noch Hause gehen?

4.sollen: In der Kirche ………….man nicht reden.

5.mögen : Ich …………keinen Käse.

6.sollen: Warum ………… wir auf die Schwester aufpassen?

7.müssen : Du …………noch für das Musical üben.

8.können: Ihr ……………… mich doch nicht einach hier steden lassen?

9.dürfen : So etwas ……….. du nicht sagen.

10.wollen : ………ihr wirklich bei dem Regen ausgehen?

D) Vertaal in het Duits en vu de juiste vorm in:

1.willen: Wir ……….. dich gerne besuchen

2.moeten: Mein Bruder ………….. zuerst eine Hausaufgaben machen.

3.mogen: Du ………..immer deinen besten Freund besuchen.

4.mogen : Eigentlich ………….. ich deinen Freund nicht.

5.moeten : Er ……………..viel Geld für das neue Auto bezahlen.

6.zou willen : Ich …………….ein Eis.

7.kunnen : Warum …………….er mich nicht besuchen?

8.moeten: Mutter hat gesagt, dass ihr zuerst die Hände waschen ……….

9.moeten: Ich ………..auf die Toilette.

10.weten: Mein Freund …………….die Antwort nicht.

.

..