Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
grammatica Periode 2 V3
Inhoudsopgave
gewesen
zullen of worden = werden
geworden
Schwache Verben
• Präsens (tegenwoordige tijd ott)
• Perfekt (voltooid deelwoord)
• Präteritum (verleden tijd ovt)
Wat is een zwak werkwoord?
regel n
arbeit en
Na de stam…. bepaalt de persoon welke uitgang de stam krijgt
ich e
du st
er, sie, es t
wir en
ihr t
Sie, sie en
Schwache Verben: Präsens (tegenwoordige tijd) (ott)
• standaard
• stam d/t
• stam s-klank
standaard: vaste uitgangen
ich spiel e
du spiel st
er spiel t
sie spiel t
es spiel t
wir spiel en ge spiel t
ihr spiel t
sie spiel en
Sie Spiel en
stam eindigt op –s, -ss, –ß of –z
ich reis e
du reis t
st
er reis t
sie reis t
es reis t
wir reis ge reis t
en
ihr reis t
sie reis en
Sie reis en
stam eindigt op –d of een –t
Dan krijg je bij du, er, sie, es en ihr een extra -ec
Wo arbeitet dein Vater?
ich arbeit e
du arbeit e st
er arbeit e t
sie arbeit e t
es arbeit e t
wir arbeit en
ihr arbeit e t ge arbeit e t
sie arbeit en
Sie arbeit en
Eindigt de stam op een –m of een –n?
Let dan op: als vóór de m of n een andere medeklinker (behalve L,M,N,R) staat
dan komt bij du, er, sie, es en ihr een extra -e
ich atm Wo begegnen wir uns?
e
du atm e st Dus bijvoorbeeld niet
er atm e t bij lernen
sie atm e t
es atm e t
wir atm en
ihr atm e t ge atm e t
sie atm en
Sie atm en
Schwache Verben: Perfekt (voltooid deelwoord)
Standaard : ge + stam + t
Uitzonderingen :
- stam eindigt op d/t ge + stam + et
- warten > gewartet
• standaard
• stam d/t
Schwache Verben: Präteritum (standaard
Achter de stam komt in de o.v.t. altijd eerst –te om de verleden tijd aan te
geven. Daarachter komen vaste uitgangen, behalve bij “ich – er – sie – es”.
ich spiel -te ----
du spiel -te st
er spiel -te ----
sie spiel -te ----
es spiel -te ----
wir spiel -te n
ihr spiel -te t
sie spiel -te n
Sie spiel -te n
Schwache Verben: Präteritum (stam d/t)
Achter de stam komt in de o.v.t. altijd eerst –te om de verleden tijd aan te
geven. Daarachter komen vaste uitgangen. Eindigt de stam op een –d of –t, dan
komt er een extra –e bij!
ich arbeit -e -te ----
du arbeit -e -te st
er arbeit -e -te ----
sie arbeit -e -te ----
es arbeit -e -te ----
wir arbeit -e -te n
ihr arbeit -e -te t
sie arbeit -e -te n
Sie arbeit -e -te n
samengevat: zwakke werkwoorden
De vervoeging van het sterk werkwoord is lastiger dan het zwak werkwoord,
omdat je niet steeds van dezelfde stam uitgaat.
Er kunnen wijzigingen optreden in de tegenwoordige tijd.
en
Je hebt net een voorbeeld met een –i gezien. Nu nog een voorbeeld met
een –ie. Meestal heeft dat verschil te maken met de uitspraak van de E:
ich les -e
lange e lange ie
du lies
les -st
-t
korte e korte i
er lies
les -t
sie lies
les -t
es lies
les -t Behalve:
wir les -en geben, nehmen en treten
ihr les -t
sie les -en
Sie les -en
Starke Verben: uitzondering geben
ich geb -e
du gib -st
er gib -t
sie gib -t
es gib -t
wir geb -en
ihr geb -t
sie geb -en
Sie geb -en
Starke Verben: uitzondering nehmen
ich nehm -e
du nimm -st
er nimm -t
sie nimm -t
es nimm -t
wir nehm -en
ihr nehm -t
sie nehm -en
Sie nehm -en
Starke Verben: uitzondering treten
ich tret -e
du tritt -st
er tritt -
sie tritt -
es tritt -
wir tret -en
ihr tret -et
sie tret -en
Sie tret -en
Starke Verben: 1 verandering
Als zo’n A of E verandert, dan mag er geen extra –e meer in de uitgang
komen. Er mag maar 1 verandering per keer plaats vinden! Kijk naar de
uitleg via het sterke werkwoord HALTEN!
ich halt-e
du hält- e -st du hält-st
er hält- e -t erhält-t
er hält
wir halt-en
ihr halt-e-t Hier blijft dus wel de extra -e
sie/Sie halt-en
Starke Verben: uitzondering gehen
ich geh -e
du geh -st
er geh -t
sie geh -t
es geh -t
wir geh -en
ihr geh -t
sie geh -en
Sie geh -en
Starke Verben: uitzondering stehen
ich steh -e
du steh -st
er steh -t
sie steh -t
es steh -t
wir steh -en
ihr steh -t
sie steh -en
Sie steh -en
Starke Verben: uitzondering bewegen
ich beweg -e
du beweg -st
er beweg -t
sie beweg -t
es beweg -t
wir beweg -en
ihr beweg -t
sie beweg -en
Sie beweg -en
Starke Verben Präsens (tegenwoordige tijd)
Bei einigen Starke Verben ändert sich der Wortstamm: e/i Wechsel
a/ä Wechsel
Sterk werkwoord? Nee
Ja zoals zwakke ww
Welke klinker in de stam? anders
e a
dürfen mogen
können kunnen
wollen willen
wissen weten
ilette !
r To = noodzaak!!
us s zu
Ich m
2 verschillen:
1. stamklinker verandert bij - ich, du, er/ sie/ es -
2. ich, er/ sie/ es krijgen GEEN uitgang
DÜRFEN =
iets mogen / toestemmming hebben
wir dürfen
Meervoud gaat
ihr dürft op de gewone
sie/ Sie dürfen manier
KÖNNEN =
kunnen
wir können
Meervoud gaat
ihr könnt op de gewone
Sie/ sie können manier
MÖGEN =
iemand graag mogen / iets lusten / iets leuk vinden
ich mag
2 afwijkingen
du magst
afwijkende stamklinker
er/sie/es mag
“ich-er-sie-es” GEEN uitgang
wir mögen
Meervoud gaat
ihr mögt op de gewone
Sie/sie mögen manier
MÜSSEN =
moeten (noodzaak)
ich muss
2 afwijkingen
du musst
afwijkende stamklinker
er/sie/es muss
“ich-er-sie-es” GEEN uitgang
wir müssen
Meervoud gaat
ihr müsst op de gewone
Sie/sie müssen manier
SOLLEN =
moeten (omdat iemand anders het zegt)
ich soll
MAAR 1 afwijking:
du sollst
“ich-er-sie-es” GEEN uitgang
er/sie/es soll
wir sollen
Meervoud gaat
ihr sollt op de gewone
Sie/sie sollen manier
WOLLEN =
willen
ich will
2 afwijkingen
du willst
afwijkende stamklinker
er/sie/es will
“ich-er-sie-es” GEEN uitgang
wir wollen
Meervoud gaat
ihr wollt op de gewone
Sie/sie wollen manier
WISSEN =
weten
ich weiß
2 afwijkingen
du weißt
afwijkende stamklinker
er/sie/es weiß
“ich-er-sie-es” GEEN uitgang
wir wissen
Meervoud gaat
ihr wisst op de gewone
Sie/sie wissen manier
MÖCHTEN =
zou graag willen (andere vorm van mögen)
ich möchte
Standaard d/t uitgangen zwakke
du möchtest werkwoorden
er/sie/es möchte
wir möchten
ihr möchtet Ook standaard
uitgangen
Sie/sie möchten
Modalverben + wissen verleden tijd
overzicht stappenplan
Voorzetsels 3e en 4e naamval
keuzevoorzetsels
betekenis voorzetsels
persoonlijke vnw
Genitiv (2e naamval)
Stappenplan naamvallen
Stap 1: Welk schema? der-, ein- of persoonlijke voornaamwoorden schema
Stap 2: mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Stap 3: staat er voorzetsel in de zin?
- 4e nv: durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang
ja > ga naar stap 4
- 3e nv: mit, nach, bei, seit, von, zu, entgegen,
außer, aus, gegenüber
- 3e /4e nv: an, auf, hinter, neben, in, über, unter, vor, zwischen
wo = 3e wohin=4e
nee
> ontleden
- 1e nv: onderwerp : wie of wat + gezegde?
- 4e nv: lijdend vw : wie of wat + gezegde + onderwerp?
- 3e nv: meewerkend vw : aan/voor + wie of wat + gezegde + ond? - 2e
nv: bezit : van wie?
Stap 4: kijk in het schema voor de juiste vorm
der- + ein- schema
Bij het der-schema horen: der die das / dies- jed- manch- solch- welch- all-
Der-Gruppe M V O Mv
Nominativ der die das die
Genitiv des (es) der des (es) der
Dativ dem der dem den (n)
Akkusativ den die das die
Bij het ein-schema horen: ein-, kein- en de bezittelijke voornaamwoorden:
ein- kein- / mein- dein- sein- ihr- unser- euer- ihr- Ihr-
Ein-Gruppe M V O Mv
Nominativ ein- eine ein- keine
Genitiv eines (es) einer eines (es) keiner
Dativ einem einer einem keinen (n)
Akkusativ einen eine ein- keine
Schema Personalpronomen
Der-Gruppe M V O Mv
Nominativ der die das die
Genitiv des (es) der des (es) der
Dativ dem der dem den (n)
Akkusativ den die das die
Schema (B): ein-groep
- Er staat een streepje maar hier moet niet altijd een uitgang komen
- De uitgang wordt bepaald door de naamvallen
Schema (B): ein-groep
Ein-Gruppe M V O Mv
Nominativ ein- eine ein- keine
Genitiv eines (es) einer eines (es) keiner
Dativ einem einer einem keinen (n)
Akkusativ einen eine ein- keine
Schema (C) persoonlijke voornaamwoorden
Als het persoonlijk voornaamwoord Als het persoonlijk voornaamwoord Als het persoonlijk voornaamwoord
onderwerp is, dan ziet het er uit, meewerkend voorwerp is, dan ziet lijdend voorwerp is, dan ziet het er
zoals je het al vanaf hoofdstuk 1 het er als volgt uit: als volgt uit:
kent:
Voorbeelden:
- Voorzetsels 3e naamval
Voorzetsels
de voorzetsels met de 3e naamval bij zich:
entgegen gegenüber
mit
nach
seit
3de NAAMVAL
bei
aus
von zu
außer
Voorzetsels
+3
+3
Voorzetsels
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
Voorzetsels
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
Voorzetsels
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
3e naamval
Warum bist du mit deiner Freundin zu uns gekommen?
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
3e naamval
Der Mann macht mit der Kamera (v) ein Foto von der Frau.
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
3e naamval
Zu diesem Haus gehört eine geräumige Garage.
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
3e naamval
(Met zulke vrienden) Mit solchen Freunden braucht man keine Feinde
mehr!
Stap 1: Kies het juiste schema: der-groep, ein-groep of pers vnw
Stap 2: mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Stap 3: staat er een voorzetsel in de zin? (3e of 4e) Ja > ga dan naar stap 4
- 4e nv: durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang
- 3e nv: mit, nach, bei, seit, von, zu, entgegen, außer, aus, gegenüber
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
Voorzetsels
Voorbeelden:
- Voorzetsels 4e naamval
Voorzetsels
durch für
ohne
4de NAAMVAL
bis gegen
um entlang
Voorzetsels
+4
+4
Voorzetsels
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
4e naamval
(Voor mijn opa) Für meinen Opa wird die Gartenarbeit zu schwer.
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
4e naamval
(Langs de rivier) Den Fluss entlang liegen ausgestreckte Wiesen mit
grasenden Kühen.
Stap 1: Kies het juiste schema: der-groep, ein-groep of pers vnw
Stap 2: mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Stap 3: staat er een voorzetsel in de zin? (3e of 4e) Ja > ga dan naar stap 4
- 4e nv: durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang
- 3e nv: mit, nach, bei, seit, von, zu, entgegen, außer, aus, gegenüber
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
Voorzetsels
De keuzevoorzetsels (Wechselpräpositionen)
-Je hebt voorzetsels met de 3e naamval, de 4e naamval én dus
voorzetsels waarbij het soms de 3e en soms de 4e naamval is.
Voorzetsels
De keuzevoorzetsels :
soms 3de naamval / soms 4de naamval!
3de naamval 4de naamval
an an
in in
auf auf
vor vor
zwischen zwischen
hinter hinter
neben neben
unter unter
über über
3de NAAMVAL 4de NAAMVAL
in an in
auf auf an
vor hinter hinter
vor
zwischen zwischen
über über
neben unter neben unter
+ 3,want ze is al + 4,want ze
in de school! gaat de school
in!
Das Auto steht auf dem Parkplatz. Das Auto fährt auf den Parkplatz
mit an durch
für
gegenüber nach auf
zwischen entlang
aus bei hinter ohne
vor
außer seit gegen
unter neben um
entgegen von in
über bis
zu
7/2 regel:
Wo = 3e naamval Wohin = 4e naamval
auf/über = 4e
in dem Schrank rest (7) = 3e in den Schrank
keuzevoorzetsels > 2/7 regel
Das Poster hängt über dem Bett. Ich hänge das Poster über das Bett.
Let op:
In sommige gevallen smelten de voorzetsels en lidwoorden samen.
Voorbeeld:
Stap 3b: ontleden (als er geen voorzetsels voor het zinsdeel staan)
In het Duits wordt daar maar één woord voor gebruikt. Of beter…er wordt een
vorm voor gebruikt.
Mannelijke + Onzijdige
zelfstandige nw:
1 lettergreep : + es
Eindigt op S-klank:
2 lettergrepen: + s
Eindigt op klinker:
1e naamval 3e naamval 4e naamval
Der Verkäufer gibt (zijn) seinem Kunden das Angebot des Tages
Onderwerp Meew. vw Lijdend Voorwerp
Stap 1: Kies het juiste schema: der-groep, ein-groep of pers vnw
Stap 2: mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Stap 3: staat er een voorzetsel in de zin? (3e of 4e) Ja > ga dan naar stap 4
Nee > Ontleden
- 1e nv: onderwerp : wie of wat + gezegde
- 4e nv: lijdend vw : wie of wat + gezegde + onderwerp
- 3e nv: meewerkend vw : aan/voor + wie of wat + gezegde + ond.
- 2e nv: bezitsrelatie : van wie
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
Voorbeelden ontleden
De leraar vertelt elke leerling een verhaal van zijn hond
D__ Lehrer(m) erzählt jed__ Schüler (m) ein__ Geschichte (v) sein__Hund _ (m)
1e naamval 3e naamval 4e naamval 2e naamval
Der Lehrer erzählt jedem Schüler eine Geschichte seines Hundes
Onderwerp Meew. vw Lijdend Voorwerp bezit
Stap 1: Kies het juiste schema: der-groep, ein-groep of pers vnw
Stap 2: mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Stap 3: staat er een voorzetsel in de zin? (3e of 4e) Ja > ga dan naar stap 4
Nee > Ontleden
- 1e nv: onderwerp : wie of wat + gezegde
- 4e nv: lijdend vw : wie of wat + gezegde + onderwerp
- 3e nv: meewerkend vw : aan/voor + wie of wat + gezegde + ond.
- 2e nv: bezitsrelatie : van wie
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
1e naamval 3e naamval 4e naamval
Das Mädchen gibt (haar) ihrem Bruder ein Geschenk.
Onderwerp Meew. vw Lijdend Voorwerp
Stap 1: Kies het juiste schema: der-groep, ein-groep of pers vnw
Stap 2: mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Stap 3: staat er een voorzetsel in de zin? (3e of 4e) Ja > ga dan naar stap 4
Nee > Ontleden
- 1e nv: onderwerp : wie of wat + gezegde
- 4e nv: lijdend vw : wie of wat + gezegde + onderwerp
- 3e nv: meewerkend vw : aan/voor + wie of wat + gezegde + ond.
- 2e nv: bezitsrelatie : van wie
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
1 nv
e 4 e
nv 3e naamval
Ich habe es (mijn) meiner Freundin erzählt.
Ond LV Meew. vw
Stap 1: Kies het juiste schema: der-groep, ein-groep of pers vnw
Stap 2: mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Stap 3: staat er een voorzetsel in de zin? (3e of 4e) Ja > ga dan naar stap 4
Nee > Ontleden
- 1e nv: onderwerp : wie of wat + gezegde
- 4e nv: lijdend vw : wie of wat + gezegde + onderwerp
- 3e nv: meewerkend vw : aan/voor + wie of wat + gezegde + ond.
- 2e nv: bezitsrelatie : van wie
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
1e naamval 3e naamval 4e naamval
Ich bot (het) dem Mädchen (o) eine Cola an
Onderwerp Meew. vw Lijdend Voorwerp
Stap 1: Kies het juiste schema: der-groep, ein-groep of pers vnw
Stap 2: mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Stap 3: staat er een voorzetsel in de zin? (3e of 4e) Ja > ga dan naar stap 4
Nee > Ontleden
- 1e nv: onderwerp : wie of wat + gezegde
- 4e nv: lijdend vw : wie of wat + gezegde + onderwerp
- 3e nv: meewerkend vw : aan/voor + wie of wat + gezegde + ond.
- 2e nv: bezitsrelatie : van wie
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
3e naamval
den Reisenden wurde mitgeteilt, dass das Flugzeug (o) Verspätung hatte.
Meew. vw
Stap 1: Kies het juiste schema: der-groep, ein-groep of pers vnw
Stap 2: mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Stap 3: staat er een voorzetsel in de zin? (3e of 4e) Ja > ga dan naar stap 4
Nee > Ontleden
- 1e nv: onderwerp : wie of wat + gezegde
- 4e nv: lijdend vw : wie of wat + gezegde + onderwerp
- 3e nv: meewerkend vw : aan/voor + wie of wat + gezegde + ond.
- 2e nv: bezitsrelatie : van wie
Stap 4: Kies de juiste vorm in het schema van der-groep, ein-groep of pers vnw
Voorbeelden: Persoonlijke voornaamwoorden
Een paar eenvoudige zinnen….
Als je wilt zeggen: Hij belt mij op ,
dan is HIJ het onderwerp en MIJ het lijdend voorwerp. DUS: ER ruft MICH an.
maar
Hij krijgt een hond > Hij kan hem dan uitlaten
Er bekommt einen Hund > Er kann dann mit ihm Gassi gehen
1. Hauptsatz - Nebensatz
2. wenn - wann - als
3. das - dass
Konjunktionen
in hoofdzinnen is bijna hetzelfde als in het Nederlands
• Is de hoofdzin geen vraagzin dan staat de persoonsvorm meestal op
de tweede positie (tweede zinsdeel).
• Direct voor of achter de persoonsvorm staat het onderwerp.
Meine Freundin guckt einen Film
onderwerp persoonsvorm lijdend voorwerp
Vor einer Woche hatten wir ein Date
tijdsbepaling persoonsvorm onderwerp lijdend voorwerp
• staat er meer dan één werkwoord in een hoofdzin? Dan staan die
twee werkwoorden zo ver mogelijk uit elkaar.
Niet: Ich bin in den Ferien in Spanien gewesen mit meinen Eltern.
Maar: Ich bin in den Ferien mit meinen Eltern in Spanien gewesen.
In een Duitse bijzin staat de persoonsvorm altijd op de laatste plek
In het Duits mag dit niet en zou het in deze vorm moeten:
Ze vroeg aan hem of hij de mail gekregen heeft.
Satzbau
Een enkelvoudige zin is altijd een hoofdzin en dus een zelfde zinsbouw.
Maar wat als je een samengestelde zin hebt? Dan wordt het namelijk
spannend.
Satzbau zusammengesetze Sätze
Satz 1:
- Ik moet mijn huiswerk maken maar ik heb geen zin.
- Ich muss meine Hausaufgaben machen, aber ich habe keine Lust.
Satz 2:
- Ik weet, dat hij geen zin heeft.
- Ich weiß, dass er keine Lust hat.
Antwort:
Bij een bijzin (Nebensatz) staat de persoonsvorm achteraan.
Dus:
Satz 1: - Ich muss meine Hausaufgaben machen, aber ich habe keine Lust.
Wann
- als Fragewort in Fragen nach der Zeit (auch in indirekten Fragen).
Wann = wanneer
- als Fragewort in Fragen nach der Zeit (auch in indirekten Fragen).
Langer durende toestand in het verleden die zich gebeurtenis in de toekomst (als een voorwaarde)
niet herhaalt -Wenn du mit dem Abendessen fertig bist, kannst
-Als du klein warst, hast du mir immer geholfen. du aufräumen.
gebeurtenis nu
-Wenn es im Haushalt etwas zu erledigen gibt, hast
du plötzlich viel zu tun.
Konjunktionen
Als = toen
gebeurtenis in het verleden die maar één keer is voorgekomen
Als = toen
Langer durende toestand in het verleden die zich niet herhaalt
Wenn wir in den Urlaub fuhren, nahm mein Vater seine Kamera mit.
Konjunktionen
‚Das ist Peters Geldbörse. Peter sieht, dass sie fast leer ist‘
Wanneer das?
Als das door dieses, welches of jenes vervangen kan worden
- Es gibt ein Geheimnis, das ich kenne > Es ist ein Geheimnis, welches ich kenne
- Das Haus habe ich gekauft. > Jenes Haus habe ich gekauft.
Konjunktionen : das oder dass
‚Das ist Peters Geldbörse. Peter sieht, dass sie fast leer ist‘
Wanneer dass?
Als het een voegwoord is en een hoofd- en bijzin verbindt.
(Let op! Dit zijn algemene regels. Er zijn heel veel uitzonderingen. Maar
met deze regels kom je een heel eind.)
Meervoudsregel mannelijk
n of en
DUS
DUS
DUS