Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Grammatik B3
1
HABEN SEIN WERDEN
bijzonderheden
bijzonderheden
gebiedende wijs:
2
ev sei!
mv seid!
beleefd seien Sie!
Bijzonderheden
(ott)
1 worden = werden → (ovt) 1 werden = wurden
3
Tegenwoordige tijd
voor zwakke en sterke werkwoorden hetzelfde!!!
ZWAK STERK
stam stam
fe fe
ich wohn e komm e
du wohn st komm st
er/sie/es wohn t komm t
wir wohn en komm en
ihr wohn t komm t
sie/Sie wohn en komm en
e-invoeg
1 stam op d/t
2 stam op medeklinker men/nen (atmen, öffnen, regnen,
rechnen, zeichnen, begegnen…)
sisklank
4
a-Umlaut
e-i Wechsel
korte e → i: w e rfen
du w i rfst
er w i rft
Gebiedende wijs
5
ev stam (e) : schreib(e)!
nooit e bij : komm! lass!
nooit e bij e-i Wechsel: lies! nimm!
e-invoeg : rate!` öffne!
geen a-Umlaut: fahr! lauf!
mv stam t : schreib t
e-invoeg : rat e t!
ev sei!
mv seid!
Sie seien Sie!
6
Onvoltooid verleden tijd
ich antwort e te - f a nd -
du antwort e te st f a nd st
er antwort e te f a nd -
wir antwort e te n f a nd en
ihr antwort e te t f a nd e t
sie/Sie antwort e te n f a nd en
7
Voltooid deelwoord
ZWAK STERK
e-invoeg
ge - antwort- e – t
ge - atm -e–t
hat regiert
hat studiert
8
Top tien werkwoorden/ modalww
Haben (hebben), sein (zijn), werden (worden, zullen) +
dürfen (mogen, toestemming), können (kunnen), mögen (graag
willen, lusten, houden van), müssen (moeten, noodzaak), sollen
(moeten, opdracht), wollen (willen), wissen (weten)
9
müssen sollen wollen wissen
10
muss ten soll ten wollten wussten
hätte würde
11
Naamvallen
We kennen in het Duits bepaalde lidwoorden (de,het) en
onbepaalde lidwoorden (een). Achter een lidwoord staat altijd een
zelfstandig naamwoord! (der Mann, die Frau, das Kind, die Eltern)
Basisschema naamvallen
m v o mv
1 d er di e da s di e
2 d es (e)(s) d er d es (e)(s) d er
3 d em d er d em d en (n)
4 d en di e da s di e
Zoals het bepaalde lidwoord (der, die, das, die) wordt vervoegd, zo
worden nog een aantal soortgelijke woorden vervoegd. Men noemt
ze daarom de woorden uit de DER-groep.
12
EIN: De onbepaalde lidwoorden volgen het basisschema. Maar op
drie plaatsen hebben ze géén uitgang: 1e nv m
1e nv o
4e nv o
m v o mv
13
Persoonlijke voornaamwoorden
Je kunt een zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk
voornaamwoord. Er staat dan geen lidwoord meer voor. Deze
persoonlijke voornaamwoorden hebben ook een
naamvallenschema. (De tweede naamval is hier niet meer
belangrijk.) Dit schema kun je een beetje afleiden van het
basisschema voor hij, zij, het en voor het meervoud van zij.
Bij het invullen van een naamval gaat het vaak om deze 3 schema’s:
- DER-groep (met ZN!)
- EIN-groep (met ZN!)
- Persoonlijke voornaamwoord (géén ZN!)
14
STAPPENPLAN
1 Voorzetsel?
2 Bijzonder werkwoord?
3 Ontleden
15
Basisschema vereenvoudigd
m v o mv
1 r * e s* e
2 s r s r
3 m r m n(n)
4 n e s* e
* = ein-
Stappenplan vereenvoudigd
naamval bepalen
1 vz? ↓
2 ww? ↓
3 ontleden? ↓
schema bepalen
BN?
(der,ein,niks)
16
Bepalen van de naamval: volgorde
1 Voorzetsel? ↓
2 Bijzonder werkwoord? ↓
3 Ontleden ↓
1 voorzetsel?
1a voorzetsels 4e naamval
1b voorzetsels 3e naamval
17
Hoe bepaal je de 3e of 4e naamval bij een keuzevoorzetsel?
3e naamval ⌂
Ich sitze auf dem Stuhl (m) (zitten)
Ich stehe hinter der Tür (v) (staan)
Ich liege im (in dem) Bett (o) (liggen)
Ich war an einer deutschen Schule (v) (zijn/zich bevinden)
3e naamval ⌂
Ich renne im (in dem) Haus
Ich schwimme im (in dem) Schwimmbad
4e naamval A → B
Ich setze mich auf den Stuhl (m) (gaan zitten, A→B)
Ich stelle mich hinter die Tür (v) (gaan staan, A→B)
Ich lege mich ins (in das) Bett (o) (gaan liggen, A→B)
Vergelijk ook:
Ich fahre in die Niederlande ik rij naar Nederland(toe)
Ich fahre in den Niederlanden ik rij in Nederland (rond)
18
7/2 regel:
Soms is er geen sprake van een RUST, VASTE RUIMTE of
BEWEGING A→B. Je kunt niet vragen WO? of WOHIN?
In die gevallen kies je bij 7 van de 9 voorzetsels de 3e naamval,
bij de 2 overige voorzetsels, auf en über, kies je de 4e naamval.
Dit is de 7/2 regel.
Ich warte auf den Bus
Sie diskutieren über ein heikles Thema
Ich freue mich auf das Fest
Opmerkingen
Let op:
Tijdsbepaling zonder voorzetsel: altijd 4e naamval
19
2 Bijzonder werkwoord?
Sommige werkwoorden hebben een vaste naamval bij zich.
20
3 ontleden
Onderwerp = 1e naamval
Ich gebe dem Mann ein Buch. Gebe ich (ow) dem Mann ein Buch?
= ein Buch
21
Meewerkend voorwerp = 3e naamval
= dem Mann
22
staat er voor het zelfstandig naamwoord
een bijvoeglijk naamwoord?
REGEL:
Bijvoeglijke naamwoorden met een woord uit de DER-groep (1) of
uit de EIN-groep (2) ervoor eindigen altijd op - EN
23
1 Der-groep + bijv nw
M W O MV
1 der alte Mann die alte Frau das alte Kind die alten Eltern
2 des alten Mannes der alten Frau des alten Kindes der alten Eltern
3 dem alten Mann der alten Frau dem alten Kind den alten Eltern
4 den alten Mann die alte Frau das alte Kind die alten Eltern
1 e ── e ── e
│ │
4 e ── e
m v o mv
2 EIN-groep + bijv nw
m v o mv
1 ein alter Mann eine alte Frau ein altes Kind keine alten Eltern
2 eines alten Mannes einer alten Frau eines alten Kindes keiner alten Eltern
3 einem alten Mann einer alten Frau einem alten Kind keinen alten Eltern
4 einen alten Mann eine alte Frau ein altes Kind keine alten Eltern
24
De uitzonderingen worden vooraf gegaan in het enkelvoud door ein
of eine. De uitgangen zijn: -er (m), -e (v), -es (o)
( ‘pannetje’)
m v o
1 er ─── e ────── es
│ │
4 e ────── es
m v o mv
m v o mv
1 r e s e
2 n r n r
3 m r m n
4 n e s e
25
Plaats bijvoeglijk naamwoord in het stappenschema
STAPPENPLAN
naamval
1 Voorzetsel?
2 Bijzonder werkwoord?
3 Ontleden
schema
4 staat er een zelfstandig naamwoord (ZN)?
4a met een woord uit der DER-groep ervoor?
(basisschema DER-groep)
4b of met een woord uit de EIN-groep ervoor?
(schema EIN-groep)
26
Bijzonderheid meervoud
viele (veel)
einige (enige,enkele)
wenige (weinig)
verschiedene (verschillende)
mehrere (meerdere, verscheidene)
27
Een aantal signaalwoorden
Ned Dui
28
Let op: WOORDVOLGORDE
DENN (want) is een nevenschikkend voegwoord, dus HZ + HZ
Het onderwerp wordt meteen gevolgd door de persoonsvorm
(denn ich bin..)
vergelijking:
als = als Sie will als au pair nach
(in hoedanigheid van, Spanien
het is ook echt zo)
29
voor +3 = vor Vor einer Woche
(zoveel tijd geleden)
30
Vertaling NAAR
ins (in das) Kino, ins Theater, ins Bett, ins Büro
(kantoor), in die Küche, in den Keller gehen
in die Stadt, in die Disko, in die Schule gehen
31
Opm.
32