Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
5 Grammatik
Vul de juiste vorm van het werkwoord in de onvoltooid tegenwoordige tijd ( = Präsens) in.
6 Grammatik
Vul het juiste voltooid deelwoord (=Partzip II).
7 Grammatik
Schrijf de getallen voluit.
4 22 …………………………………………………………………………..
5 60 …………………………………………………………………………..
6 107 …………………………………………………………………………..
7 2055 …………………………………………………………………………..
8 Grammatik
Vertaal de woorden tussen haakjes.
2 wissen Wir ……………. noch nicht, in welches Land wir dieses Jahr fahren.
11 Grammatik
Vul de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord (=Personalpronomens) in.
12 Grammatik
Vervang het vetgedrukte zinsdeel door een persoonlijk voornaamwoord (=Personalpronomen).
Grammatik
Vul de juiste vorm van het werkwoord in de onvoltooid verleden tijd in.
2 Grammatik
Vul de juiste vorm van het werkwoord in de onvoltooid verleden tijd in.
7 Grammatik
Wat is de juiste woordvolgorde? Kies tussen zin a en zin b. Schrijf a of b op.
2 a Sie konnte nicht in die Schule gehen, weil sie von der Treppe gefallen ist.
b Sie konnte nicht in die Schule gehen, weil sie von der Treppe ist gefallen. ………
4 a Ihr Vater ist reich, und deshalb er kann viel Geld ausgeben.
b Ihr Vater ist reich, und deshalb kann er viel Geld ausgeben. ………